Posterwoorden 29
- afscheiden = afzonderen, apart zetten
P Het koninklijke paleis is door hoge hekken afgescheiden van de omgeving.
E Het rookgedeelte van het restaurant is van het niet-rokengedeelte afgescheiden door plantenbakken.
- conservatief = als je alles bij het oude wil laten
P Marga vond haar broer maar conservatief, omdat hij zei dat afwassen vrouwenwerk was.
E Hij is lid van een conservatieve partij en tegen alles wat modern is.
- doorbreken (fig.) = een einde maken aan
P Hij doorbrak de stilte in de klas met een grappige opmerking.
E Door de vele aandacht in de media en de gesprekken die erover gevoerd werden, werd geprobeerd een taboe te doorbreken.
- in harmonie = mooi bij elkaar klinken of passen
P Wij houden met de buren het portiek schoon. Dat gaat altijd in goede harmonie.
E ’s Morgens vroeg word ik vaak wakker van de vogeltjes in de straat; elk vogeltje zingt anders en toch is het altijd in harmonie met elkaar.
- monotoon = eentonig, saai
P Er zit weinig variatie in de stem van de spreker, zijn stem klinkt erg monotoon.
E Het landschap zag er erg monotoon uit, kilometers achter elkaar dezelfde grauwe weilanden.
- het niveau = de hoogte, meestal van water of van een andere vloeistof
P Het niveau van het water in de rivieren is gestegen door de flinke regenbuien van de laatste dagen.
E Op de landkaart kon je de niveauverschillen duidelijk zien omdat elk niveau een andere kleur had.
- de oorzaak = datgene waardoor iets komt
P Het gladde wegdek was de oorzaak van de vele ongelukken in het verkeer.
E De fluitketel was drooggekookt. De oorzaak hiervan was dat ik vergeten was het gas uit te draaien.
- parallel aan = in rechte lijnen naast elkaar lopend, evenwijdig aan
P “De straat waar jij moet zijn loopt parallel aan de Hoofdstraat”, zei Cecile tegen haar vriendin.
E Murats beste vriend zat in de parallelklas van 2-vmbo; Murat zat in 2a en zijn vriend zat in 2b.
- rangschikken = sorteren en in volgorde zetten
P De postbode had de brieven gerangschikt op adres en huisnummer.
E In supermarkten zijn de spullen netjes gerangschikt, zodat je weet waar je moet zoeken.
- schijnbaar = zoals het lijkt
P Schijnbaar met veel gemak tilde hij de zware doos op, hij gaf geen kik.
E Jij bent het er schijnbaar niet mee eens, want ik zie dat jij je hoofd schudt.