Posterwoorden 2
1. toevoegen = erbij doen, erbij stoppen
P Als je verse peper aan de soep toevoegt, wordt hij veel lekkerder.
E Je hoeft aan deze verf geen water toe te voegen. Je kunt hem gelijk op de muur smeren.
2. d.m.v. = door (door middel van)
P D.m.v. het invullen van deze bon kunt u informatie opvragen over onze cursussen.
E De ouders van de verongelukte jongen werden d.m.v. een telefoontje gewaarschuwd.
3. vastleggen = iets opschrijven om het te onthouden
P In het rooster is vastgelegd op welk uur je welke les hebt.
E We hebben dat nu wel afgesproken, maar door het op te schrijven, leggen we het goed vast.
4. bepalen = beslissen, uitvinden
P Je moet zelf bepalen of je mee gaat naar dat feestje of niet.
E Bepaal hoe lang je erover doet om van school naar huis te gaan.
5. geregeld = vaak
P Leerlingen die geregeld te laat komen, worden geschorst.
E Als land geregeld overstroomt, worden er vaak dijken om heen gebouwd.
6. overtollig = te veel
P Alle leerlingen van klas 2c kregen een T-shirt. De overtollige T-shirts werden verloot onder leerlingen van de andere klassen.
E De bakker gooide het overtollige deeg weg.
7. trachten = proberen
P De politie trachtte de demonstranten weg te jagen met een waterkanon, maar dat lukte niet.
E De regering tracht de werkloosheid te verlagen, door te zorgen voor meer banen.
8. verscheidene = verschillende
P U kunt kiezen uit verscheidene gerechten: vlees, vis of vegetarisch.
E De mensen die meededen aan de Playbackshow, werden door verscheidene juryleden beoordeeld.
9. samenstellen = van verschillende stukken één geheel maken
P De leerlingen stelden met de mentor het programma voor de werkweek samen.
E Het bruidspaar stelde met de kok het menu voor het diner samen.
10. overbodig = niet nodig
P Met dit warme weer hoef je geen trui aan. Dat lijkt mij overbodig.
E Het is overbodig om dat werkstuk uit te typen, want je hoeft het niet getypt in te leveren.