Posterwoorden 13
Welk Posterwoord van deze week past bij deze afbeelding?
Antwoord onderaan deze pagina.
1. de positie = de plaats waar iets of iemand is
P Vanuit die positie kan je het schilderij niet goed bekijken. Je moet hier komen staan
E De voetballer had een mooie positie voor het goal en kon zo scoren
2. slechts = (alleen) maar
P Er waren weinig aanmeldingen voor het badmintontoernooi; slechts drie leerlingen wilden meedoen.
E Van dit afwasmiddel hoeft u slechts één theelepeltje te gebruiken.
3. hoe … des te = hoe … hoe
P Hoe harder je schreeuwt, des te meer straf krijg je.
E Hoe meer het sneeuwt, des te groter is de kans op een lawine.
4. de factor = iets/iemand waar je rekening mee moet houden, iets wat meespeelt
P Halverwege het feest was de drank op. Dat was een de factoren waardoor de mensen vroeg naar huis gingen.
E De dokter had met alle factoren rekening gehouden, dus de operatie kon niet mislukken.
5. zodra = zo gauw als
P Zodra de directeur de klas inkomt, houdt iedereen zijn mond.
E Zodra ik ja zeg, mag iedereen gaan lopen.
6. afnemen = minder worden
P Het aantal fietsdiefstallen neemt af. Dat komt doordat er steeds sterkere sloten worden gebruikt.
E Dankzij dat dieet is haar gewicht heel erg afgenomen.
7. echter = maar
P Je kan proberen om vandaag nog een afspraak met de dokter te maken. Hij heeft het echter erg druk.
E Ik weet niet of het lukt, ik wil het echter wel proberen.
8. vaststellen = onderzoeken en merken of iets zo is, bepalen
P Met een thermometer kun je vaststellen of je koorts hebt.
E Stel jij wel eens van jezelf vast hoeveel je eet op een dag?
9. uniek = heel mooi en waardevol omdat er maar één van is
P Dit schilderij is uniek. Daar kom je geen tweede van tegen.
E Wat vind jij uniek aan jezelf?
10. e.d. (en dergelijke) = en dat soort dingen
P We verkopen hier allerlei snacks; loempia’s, kroketten e.d.
E Bier e.d. kun je hier niet krijgen.
Antwoord: uniek